Betekenisleer. Tak van de taalkunde: wetenschap die zich bezighoudt met de betekenis van symbolen en in het bijzonder van taal
¿Qué es la semántica?
Er wordt in wetten en bepalingen gemakkelijk met begrippen gegoocheld. Wie daarop wijst is al snel een muggenzifter (ik laat de mieren even buiten beschouwing). Aanleiding voor dit artikel is de verandering van de Wettelijke definitie van vaccin “tegen Covid-19” in vaccin “tegen het virus SARS-Cov-2”. Misschien hebben ze mijn artikelen ter harte genomen dat er juridisch geen sprake meer kan zijn van Covid-19 maatregelen, ook niet als je een verkoudheid die naam geeft. Ook op EU-niveau probeert men er iets op te vinden, zodat er een nieuw kader wordt gevonden waarbinnen de maatregelen alsnog gebruikt kunnen worden, al is de ziekte waarom het ging, Covid-19, er niet meer.
Heb je weinig tijd, lees dan onder het kader door. Het is een taalkundige verhandeling over hoe begrippen en definities verkwanseld worden, met desastreuze gevolgen want woorden komen in wetten terecht.
Wat is een Semantische Discussie?
Vaak wordt de term “semantische discussie” gebruikt omdat je misschien wel hetzelfde bedoelt als iemand anders maar een ander woord gebruikt. Een semantische discussie lijkt dan niet over de inhoud te gaan maar over iets oppervlakkigs. Dat doet geen recht aan semantiek. Het gaat er immers over of je wel de juiste woorden gebruikt, en vooral dat de definities van beide gesprekspartijen (uitgaand van een discussie) nog wel overeenstemmen. Elk woord is immers een verwijzing, een symbool dat naar iets anders wijst, laten we dat andere even het “concept” noemen. (Vaak wordt de term “begrip” gebruikt maar dat zit mij teveel in de hoek van “begrijpen, inzien, doorgronden”. Het woord “concept” smaakt neutraler.)
Acuerdo sobre terminología
In een discussie is het dus essentieel dat de deelnemers aan een discussie hun woorden op dezelfde manier gebruiken. Is dat niet zo, dan is zinvolle uitwisseling van ideeën niet mogelijk. Soms zijn sprekers slordig in het kiezen van hun woorden, soms blijkt inderdaad dat ze een ander concept voor ogen hebben bij hetzelfde woord of omgekeerd. Kom je dat tegen dat moet je dat eerst met elkaar afstemmen. Dan voer je dus een semantische discussie. De begrippenlijsten moeten overeenkomen.
In sociale conversaties luistert dat niet zo nauw, daar is het vergoelijken van een ongelukkige woordkeuze alleen maar coöperatief. Staat er werkelijk iets op het spel, dan ligt dat anders. Zo ook in wetenschappelijk getinte gesprekken en artikelen.
Bijbetekenissen, framing, nudging
Woorden zijn complex. Ze hebben connotaties. Dat zijn concepten (of andere woorden) waarmee ze bewust of onbewust geassocieerd worden. Door woorden met negatieve connotaties te gebruiken kun je goed “framen”. Framen heeft bijvoorbeeld een negatieve connotatie, waarmee je kunt “nudgen”. We willen niet genudged worden – denken we. Want we willen natuurlijk wel graag bevestigd of gerustgesteld worden. Is dat het geval, dan kunnen we ons meestal goed vinden in de woordkeuze. We noemen het dan ook geen framing.
De positieve framing van windmolens en zonnepanelen in de media zal de meeste mensen dan ook ontgaan want ze zijn er blij mee. Er zal toch een oplossing moeten komen van het door diezelfde media geschetste klimaatprobleem, dat volgens de media door CO2-uitstoot wordt veroorzaakt. Zo ontstaat een narratief.
Paneles deslizantes
Er zijn nogal wat termen verschoven, de afgelopen twee jaar. Het woord “kritisch” wordt als negatiever beschouwd dan voorheen. “Kritische journalistiek” was vroeger toch juist scherp, alert, onderzoekend; nu lijkt “kritisch” vooral de aanduiding voor iemand die altijd wel wat te zeiken heeft, van alles ontkent en overal tegen is.
Zo zijn “Links” en “Rechts” zijn ook niet meer wat het waren, de extreemrechtsen hebben zich progressiever en eigenzinniger getoond dan de (extreem)linksen, die op hun beurt het in zwang geraakte rechtse begrip “totalitarisme” hebben gekaapt.
Ook context bepaalt betekenis. Als de maatschappij, de context van woorden verandert, verschuiven ook de betekenissen. Er zijn woorden die niets betekenen en hun waarde ontlenen aan wat de toehoorder ervan maakt. Die zou de bedoeling uit de context op kunnen maken. Dan moet je die context dus wel kennen, je moet degene die het woord gebruikt in kunnen schatten en hoe die zich verhoudt tot die context. Contexten zijn individueel. Een gezamenlijke begrippenlijst kun je definiëren, bij een context is dat moeilijker.
Een goed voorbeeld is de zin “Er stond een sanctie op maar het is nu gesanctioneerd.” Iets sanctioneren zegt op zich niks: het kan zowel “goedkeuren” als “bestraffen” betekenen. Het woord “maar” en het Nederlands idioom maken duidelijk wat waar bedoeld wordt. Taalgebruikers hebben daar in de praktijk weinig moeite mee. Incidenteel misschien wel maar eens dat lost zich dan wel op door net zo slordig luisteren dus, ach. Geen commissies die zich daarover gaan buigen. Geen herdefiniëringsinitiatieven. Gewoon losjes communiceren en als je het allemaal met elkaar eens wil zijn dan werkt dat prima. Je zult dan afscheid nemen met het weldadige idee dat je het helemaal eens bent terwijl je strikt genomen niet “kritisch” genoeg bent geweest om het breekijzer in een haarscheurtje te zetten. Dat onderscheidt sociale conversaties van rationele (redelijke) discussies.
Compromisloze wetenschap en conversatie met compromissen
Bij sociale conversaties is het ideale einddoel dat je allemaal dezelfde mening hebt over iets. De uitkomst van een som mag best verkeerd zijn maar als je het er maar over eens bent, is alles koek en ei. In rationele discussies echter probeer je, juist door het niet met elkaar eens te zijn, uiteindelijk tot de correcte uitkomst te komen.
Een gesprek kan makkelijker worden als je wat met gehanteerde begrippen husselt. Door bijvoorbeeld af te spreken dat je de scherpe hoekjes eraf schaaft, voorkom je houtsnijdende kritiek op elkaar. Verzachten van termen, afspreken dat het eigenlijk wat anders betekent… Het compromis, daar leeft een democratie van.
Compromissen in communicatie. Oftewel: Gecompromitteerde communicatie. Dat klinkt dan toch alweer anders.
Terminologie en definitie: prioriteit #1
Een goed voorbeeld daarvan was het besluit van de Tweede Kamer, om het woord ‘positieve test’ gelijk te stellen aan ‘infectie’. Dit naar aanleiding van een Motie van Wybren van Haga om die beide termen te hanteren conform de wetenschappelijke definities. Dat viel niet in goede aarde want degenen die graag meer infecties wilden turven vonden het juist een prima idee om positieve testen als besmettingen te tellen! Daar waren er immers veel meer van! (dachten ze, was in werkelijkheid niet zo) Er wordt dan ook verder geen inhoudelijke discussie over gevoerd. Stel je voor, een inhoudelijke discussie – nee laat dat maar aan de deskundigen over, we gaan niet op de stoel van de wetenschapper zitten.
Het gaat nog verder: vriend en vijand is het erover eens dat een ‘besmetting’ niet per se een ‘infectie’ inhoudt. In de dagelijkse omgang is dat nauwkeurig genoeg maar als je de diepte ingaat zul je je je kernbegrippen scherper moeten afbakenen.
Van Haga had eigenlijk het verschil moeten maken tussen “positieve PCR” en “infecties”, niet “besmettingen”. Een positieve PCR geeft (mits niet vals-positief) wel degelijk aan dat iemand in aanraking is geweest met het virus en dat dat nog aantoonbaar is (dus ermee besmet).
Er zijn drie begrippen in het spel (eigenlijk vier)
Een woord kan besmet zijn. Een besmettelijk voorwerp is eerst besmet geraakt. Lucht kan besmet zijn. Je haar kan besmet zijn. Je haar is bij uitstek besmet, daar blijft altijd van alles in zitten. Je neushaar kan besmet zijn, daar geldt hetzelfde voor. Je slijmvlies. Al die voorbeelden zeggen niets over een infectie. Een kogelvrij vest met een deukje of zelfs met een kogel erin zegt niets over het al dan niet gewond zijn van degene die het aanhad. Bij een infectie ligt dat anders:
Bij een infectie zijn ziekteverwekkende micro-organismen je lichaam binnengedrongen die zich vermenigvuldigen en een ontsteking veroorzaken.
Gezondheidsplein.nl
- Positieve test
Deze geeft meestal aan of er ergens virus aanwezig is. Niet altijd correct dus niet 100% gelijk te stellen aan besmetting. - Besmetting
Aanwezigheid van virus op een voorwerp - Infectie
Virus dat na binnendringen ontstekingsreactie(s) veroorzaakt - Ziekte (of ernst van de evt. ziekte)
Slordige denkers als mzelst vinden dat er niet gezeurd moet worden over definities van kernbegrippen, we willen immers allemaal hetzelfde. “Het eens zijn”, “met één mond praten” die gedachte schuilt daarachter. Daar past nadenken niet bij want voor je het weet verschijnen er haarscheurtjes. Iemand bedenkt een kritische noot en dat willen we niet. Kritische noten worden als lastig ervaren, terwijl ze opbouwend zijn: als je stelling deugt, kun je hem versterken met het juiste weerwoord. Deugt hij niet, dan kun je proberen hem op een andere manier te versterken of op zoek naar een betere.
Maar ja, zo was het niet. Er waren geen onderzoekende nieuwsgierige wetenschappers betrokken bij de besluitvorming. Die werden allemaal gecancelled – voor zover ze zich al lieten horen. Er waren vooral ambtenaren die -geheel des ambtenaars- de lijn van het ministerie volgden. Witteboordensoldaten. Die hun mond hielden toen de minister cijfers op het coronadashboard wilde hebben die geen recht deden aan de werkelijkheid.
De bron ligt (voor de zoveelste keer, maar heel kort nu) bij:
- Wetenschap – Het falen van instituten en gremia die claimen wetenschappelijk te acteren en er blijk van geven niet te begrijpen wat wetenschap eigenlijk is. Voorheen als “excellent” aangeduide organisaties als rivm, omt, knaw, stichting skepsis, toezichthouders en overkoepelende organen inclusief hun redacties zoals het ntvg, etc. Allemaal ondermaats gebleken.
Meer over wat wetenschap is in dit artikel over Integridad científica - Journalistiek – Bovenstaande instituten hebben voor journalisten altijd gefungeerd als referentie: checken of iets waar is doe je op de site van het rivm. Ook toen er faliekante onzin en tegenstrijdigheden vandaan kwamen, zijn journalisten nooit onderzoekende vragen gaan stellen of andere bronnen gaan raadplegen. Redacties weigerden aanvallen op het ‘narratief’, wat leidde tot het volstrekt falen van de Nederlandse journalistiek. Dat viel vooral op als ze opereerden onder het misleidende label “onafhankelijke feitencheckers” (zie https://onafhankelijkefeitencheckers.nl/). Er ontstond een gat in de markt waar alternatieve onderzoekende kanalen en kranten in zijn gesprongen, zoals Flavio Pasquino’s Blackbox met docu’s interviews en nu ook een eigen tv-programma (3x per week), of de Andere Krant, waar niet alleen slechtere stukken in staan dan we gewend zijn van onze ‘kwaliteitskranten’ maar ook veel betere. En in elk geval: integer gemaakt. Bij wat we op radio, tv en andere MSM zien lijkt dat wel eens de vraag want als je ziet wat daar allemaal voorbij komt… zo dom kun je toch niet zijn als journalist.
- Politiek – Wat kun je van ze verwachten? Het zijn representanten van een volk met een gemiddeld IQ van 100 dat zich laat brainwashen door de media. Zijn die eigenlijk wel in staat tot crisismanagement waarbij de wetenschap het misschien wel even over zou moeten nemen? Een sprekend voorbeeld is natuurlijk Rob Jetten, iemand met een overtuiging om jaloers op te zijn, zeker als je bedenkt dat hij nul dossierkennis heeft.
Van de andere kant, doen wetenschappers het beter? Met zulke ‘wetenschappers’, ambtenaren door de overheid aangewezen en betaald, is het lood om oud ijzer. En ook die ambtenaren laten zich niet van het pluche verdrijven, zie de aanhoudende tweetcampagnes van Marion Koopmans. Het werk van virologen blijft cruciaal voor de toekomst, als je haar moet geloven.
Het lijkt erop dat ze ditzelfde woordspelletje nu weer gaan doen. In de wet, ook op EU niveau, wil men termen vervangen door andere zodat de COVID-19 wetten ook van toepassing worden op andere ziektes. Een kwestie van semantiek want COVID-19 dekt de lading niet meer goed… Er staat nu dan nog ‘SARS-CoV-2’, maar wanneer komt daar ‘een besmettelijk virus’ voor in de plaats? Je hebt hoe dan ook geen enkel ziektegeval meer nodig.
Het lijkt misschien allemaal “een semantische discussie” maar dit soort word games veroorzaken miljardenschulden, faillissementen, leed, eenzaamheid, onteigeningen, duizenden onnodige doden, vaccinatieschade. Ik kom vast nog wel terug op het aanpassen van de term “Covid-19” in de diverse coronawetten. Kennelijk zijn ze het met me eens dat Covid-19 niet meer van toepassing is. Alleen had ik gedacht dat je die wet dan afschrijft, niet dat je er andere woorden inzet waardoor je hem ook elders kunt inzetten. Die move had ik even niet voorzien. Daar moet je dan weer politicus voor zijn denk ik.
Ik kom er vast nog wel op terug maar zo niet, dan hier de kern van dat verhaal:
Filmpje in de herhaling
Nog maar eens de uitleg over “besmetting” door het Head of ViroScience van Erasmuc MC. Haar expertise ligt bij “wijzen van overdracht van virussen”. Echt, daar zit ze al 30 jaar bovenop. Ik kan niet begrijpen dat zo iemand niet allang met zachte hand van het toneel is afgevoerd. Dit kan alleen bij overheden. In het bedrijfsleven had ze het hier niet zo lang mee gered. Tenzij ze daar ook een Fauci-achtige sponsor had gevonden.
Vanaf 1:00 – van Dissel, die “niet wil uitsluiten dat het zwart-wit is want dat is het niet”. (Om maar aan te geven hoe vergevingsgezind spreektaal is.). Met nog geen paar seconden later een van de grootste logische denkfouten ooit. Hoe bestaat het toch.
Dan, op 1:30, OMT-lid Menno de Jong over aerosolen – niet helemaal to the point maar evengoed achterhaalde en niet-onderbouwde blabla.