Hoe bereken je de IFR in de zomer?
Antwoord: niet.
De IFR wordt meestal gezien als een vast getal, gekoppeld aan de gemiddelde ernst van een ziekte: hoeveel van de mensen die de ziekte hebben gehad zijn eraan overleden? Dat is een gemiddelde dat niets zegt over besmettingen of risicoverdelingen of individueel risico om de ziekte überhaupt op te lopen. Wat iedereen graag zou willen weten is wat zijn of haar (laten we daar eens een inclusief ‘zaar’ van maken, of ‘hijn’) eigen IFR is: als IK de infectie oploop, wat is dan mijn kans om eraan te overlijden?
Dat wordt ineens erg complex: gewicht, leeftijd, voeding, beweging, ventilatiegedrag, sociale gewoontes, temperatuur, luchtvochtigheid, aanwezigheid van het virus, duur van blootstelling etc etc. Slechts enkele van deze factoren hebben we allemaal gemeenschappelijk en die worden veroorzaakt door het weer. Zo is het begrip ‘seizoensafhankelijk’ in zwang geraakt. De dynamiek die daaromheen speelt hebben we nog lang niet in de vingers. Wat ik wel zien is een golvende IFR: in de zomer is de ziekte vele malen milder dan in de winter. Niet alleen minder aanwezig maar ook minder ernstig bij de (enkele) patiënten die er wel degelijk zijn. Dat hebben we altijd ervaren als “afwezigheid van de ziekte”. We denken nu eenmaal graag binair, simpelweg: aan/uit.
De getallen zijn nu in elk geval te klein geworden om nog een zinvolle berekening te kunnen maken met onderstaande methode. Vorige zomer kwam de IFR op 0,04% maar toen werd er niet zo getest. De hoogste uitkomsten waren rond de 2%. Wat ik hiervan heb geleerd is dat een seizoensvirus zijn powernapje in de zomer houdt. Het sluimert totdat de dagen korten, de vitamine D-niveau’s dalen, de UVC-straling afneemt en mensen vaker groepsgewijs plekken opzoeken waar het koel, droog of warm is: geïsoleerde binnenruimtes. Daar delen mensen traditiegetrouw elkaars adem in hoeveelheden waar ze ziek van worden.
Alle stoffen zijn giftig en gifvrije stoffen bestaan niet; het is de dosis die bepaalt of een stof een gif is of niet.
Paracelsus (1493–1541)
Het virus kan er ook niks aan doen dat mensen niet goed ventileren. Dat doen ze niet omdat het meestal toch wel goed gaat en ze erg zijn gefocused op hun zintuigen. Of het ergens onfris is kun je zien, voelen, ruiken of zelfs horen (scharrelend ongedierte, druppende lekkages) maar over besmette lucht zegt dat niet veel. Dus wat kun je dan nog doen… De circa 25.000 doden tijdens grieppieken, in de drie jaar die aan corona vooraf gingen, hebben in elk geval nooit iemand genoopt tot ingrijpen. Artsen al helemaal niet, ondanks dat ze dan extra hard nodig zijn en de zorg dan altijd veel uren moet maken.
Het TestenvoorToegang-debacle toont de bevestiging hiervan: toen dat op gang kwam leek het net alsof de besmettingen omhoog schoten. Er was nooit eerder ’s zomers zo grootschalig getest omdat er nooit eerder zo’n angstpsychose heerste. Dat gebeurde nu wel, met een hypergevoelig afgestelde test en iedereen schrok zich een hoedje, sommigen een aluhoedje.
Dataverzameling zou iets strakker kunnen
Ook leek het hierdoor alsof vooral jongeren elkaar besmetten. Hebben ouderen zich ook massaal laten testen om naar festivals, Ibiza, clubs te kunnen gaan? Ik heb geen vergelijkende cijfers gezien, alleen maar oplopende curves van besmettingen binnen een bepaalde leeftijdsgroep.
Het is zo jammer dat er nog steeds niemand op het idee is gekomen om gewoon een doorlopend steekproefonderzoek te doen. De medische wereld heeft wat dat betreft het niveau van een goedbedoelende maar sukkelige vrijwilligersorganisatie: fijn als mensen meewerken maar je kunt niemand verplichten. Ze zouden eens moeten praten met marketing experts: hoe hou je bij je doelgroep de vinger aan de pols? (Ironisch dat dat een beeldspraak uit de medische wereld is: ‘de vinger aan de pols houden’)
Uitgevers van bladen, mediabureau’s, grote merkenconcerns, allemaal hebben ze monitoren lopen waardoor ze continu gevoed worden met data over de ontwikkelingen in hun markt. Dat gaat via de meetresultaten van internetadvertenties tot en met onderzoekspanels die vragenlijsten invullen of geprofileerde respondenten die mondeling worden bevraagd. Zo niet de medische wereld. Die wacht gewoon af wie er komt testen, voert de testen op niet-gestandaardiseerde wijzen uit, communiceert de resultaten binair zonder detail- of meta-informatie en mist daardoor elke representativiteit. Dat betekent dus gissen naar infectiegraden, wijzen van besmetting etc. etc. Het is een uitgesproken stoethaspelige aanpak. Als je overvallen wordt door een plotselinge ramp is je dat vergeven maar anderhalf jaar na dato is hiervoor geen enkel excuus meer.
Voor degene die toch wil kijken hoe het met de IFR gaat de laatste weken, laat ik de calculatorpagina staan. Speel vooral met de input. Hecht niet al teveel waarde aan de uitkomst: wat je erin stopt, komt eruit. Het lijkt wel een model.
Toelichting
Op dit moment schat het RIVM de IFR tussen de 1% en de 1.3%.
1%, dat is erg veel. 7x zo zwaar als bij zeer zware griep. Het is vast geen toeval dat dit exact is wat Dr. Fauci ook schatte. “1 op de 100 besmetten gaat dood”, dat zeiden de OMT-ers tegen elkaar (meldden ze in de krant). Bij 140.000 besmetten in Nederland zouden we toch rond de 1400 doden moeten verwachten. Liggen ze gemiddeld 10 dagen in het zieken huis, dan is dat in de orde van 140 per dag en dat inmiddels al vele maanden lang. We zitten nu rond de 10 per dag.
De IFR schommelt met het seizoen mee. ’s Zomers zitten mensen minder lang binnen met elkaar. De blootstelling is daardoor korter, de ventilatie is beter. De kou hoeft niet buiten te worden gehouden. Daardoor zijn de doses die mensen binnenkrijgen lager, want meer verdund. Dat leidt tot minder zware infecties die dus ook beter bestreden kunnen worden door het immuunsysteem. De zon zorgt voor meer Vitamine D. Het virus kan, rondzwevend op zoek naar een host, ook niet tegen zonlicht.
De zomer is zo bezien een periode waarin je met verlaagd risico immuniteit kunt opbouwen voor de winter. In de winter krijgen we dus zowel langere blootstelling als zwaardere doses in de (binnen)lucht – en dus in onze adem, terwijl we minder weerstand hebben van Vitamine D en C.
Basisbegrippen
IFR (Infection Fatality Rate) staat voor aantal sterfgevallen per 100 geïnfecteerden. CFR (Case Fatality Rate) betekent: aantal sterfgevallen per 100 behandelde patiënten. Er zijn véél meer geïnfecteerden dan behandelde patiënten. Pas op met het woord ‘cases’, dat wordt door Amerikanen ook gebruikt voor positief getesten, terwijl die zich meestal niet of nauwelijks ziek voelen.
In Nederland hoor je vaak dat de IFR van griep rond de 0,2% kan liggen. Hoe erg is Corona deze week nou eigenlijk? Bekijk het zelf in de calculator hieronder.