Ik had mij voorgenomen om het programma te kijken waarbij de karaktermoord op Maurice de Hond was aangekondigd. Je moet toch een beetje bijblijven. Ik heb nog steeds niet gekeken, niet omdat ik niet wil maar omdat het me -ik moet het toegeven- totaal niet interesseert.
N.a.v. een onverhoeds inhoudelijk comment op een fout ingeschatte plek (een post over over bovenstaand programma) kreeg ik de volle laag: het ging hier over Maurice en ik moest het feestje niet komen bederven met mijn off-topic getrol dat hij wel degelijk een punt heeft wat betreft virustransmissie, hoe je ook over hem mag denken. Iemands ‘rol in de media’wordt dan dus niet beoordeeld op zijn standpunt en argumentatie maar om wie hij is en het beeld dat je je van hem hebt gevormd.
Leuk voor roddelooms
Nu kan ik over Maurice de Hond ook wel een boekje opendoen. Ik heb hem een beetje gevolgd sinds ik een paar jaar voor hem heb gewerkt bij Inter/View, dat in de krant meestal werd aangeduid als “het marktonderzoekbureau van Maurice de Hond” (wat niet zo was trouwens maar dat terzijde).
Helaas mis ik het gen om uitgebreid over mensen te willen praten, zeker als het over zoiets elementairs als waarheidsvinding gaat. Zo filosofeer ik bijvoorbeeld ook graag over muziek, maar Leo Blok kan ik meestal niet aanhoren want die praat voornamelijk over muzikanten terwijl Matthijs denkt dat het over muziek gaat. Een groot verschil: muzikanten kunnen eikels zijn, moordenaars, junkies – maar dat wordt allemaal ten positieve aangewend bij beoordeling van hun muzikale prestaties. Wetenschappers zijn ook niet altijd aimabel en dan is het lastig om wetenschappelijk te blijven denken. Daarvoor is ‘academisch denkniveau’ vereist. Zelfs alumni hebben hiermee soms moeite, laat staan mensen die daar nooit onderwijs in hebben gehad.
Voor mij is het makkelijk, ik heb gewoon geen interesse in geroddel, dat zal wel een soort autisme zijn. Mensen zijn wie ze zijn en ik probeer hun visie te begrijpen; voor mij zijn het vooral de originaliteit van ideeën, de logica van concepten en het absorptievermogen van de kennis die ertoe doen. Hoe rijk iemand is of welke blunders hij voorheen heeft begaan… als het inhoudelijk geen direct verband heeft met de materie vind ik het minder interessant.
Zelfs als Jaap van Dissel iets beweert serveer ik het niet meteen af op grond van de stupiditeiten die hij eerder heeft verkondigd. Integendeel, ik doe hetzelfde als wanneer Maurice weer eens met iets komt: ik bekijk het kritisch en probeer het te plaatsen in het licht van de huidige wetenschappelijke stand van zaken. Ik bekijk de bronnen tot in de tweede graad. Als het een belangrijke bewering lijkt of iets wat mij totaal onbekend is, maak ik daar meestal wel even tijd voor (ik ben eigenlijk best een nerd – nooit zo geweest, maar ik heb twee kinderen en die realiseren zich niet wat ze voor hun kiezen gaan krijgen door onze stommiteiten.)
Zijn de beweringen van Jaap of Maurice niet in overeenstemming te brengen met het recente wetenschappelijke discours, dan zijn er allerlei opties hoe dat kan komen. Je kunt denken aan het simpelweg missen of onvoldoende bijhouden van relevante vakgebieden wat nauwelijks verwijtbaar is, zo snel en veel wordt er gepubliceerd; je kunt denken aan incompetentie bijvoorbeeld door beginnende dementie, of aan belangenverstrengeling, overmoed, aan kwaadwillendheid, tunnelvisie/massavorming… Doet het er veel toe voor waarheidsvinding? Eigenlijk niet, als het klopt, dan klopt het. Maar voor roddelaars en complotdenkers doet het er natuurlijk wel degelijk toe. Het zijn de parameters waarin zij denken. Mathematische logica en argumentatie, de basis van wetenschappelijk denken, delven het onderspit.
Permanente diskwalificatie?
Mag je dan nooit a priori discrimineren op basis van prestaties uit het verleden? Eigenlijk niet, maar soms moet je wel.
Als je elke keer merkt dat er slechte en onzinnige artikelen staan in kranten met een bepaalde opmaak, zul je die opmaak gaan herkennen in andere uitgaves en op basis daarvan de betreffende krant niet meer lezen.
Als een krantenredactie al dertig brieven heeft ontvangen van iemand die zich ten onrechte boos maakt over iets onbenulligs, dan zal aan de eenendertigste brief waarschijnlijk geen tijd meer worden besteed. Dat zijn praktische overwegingen: je probeert je tijd efficiënt te besteden.
Bij een wetenschappelijk tijdschrift wordt het al moeilijker. Zij kunnen zich zo’n praktische instelling eigenlijk niet veroorloven. Toch moeten ze wel. Het risico is dan dat bijvoorbeeld een artikel waarin wordt beweerd dat voedsel in een vacuum gezogen plastic doosje langer goed blijft, wordt afgewezen. Dat zou kunnen komen doordat de auteur al eerder heeft geprobeerd gepubliceerd te worden met ontdekkingen dat bananen langer geel blijven onder een met zilverpapier bedekte piramide, later zelfs dat geraspte kaas onder een tot piramide gevouwen servetje niet schimmelt, dat water energierijk wordt onder datzelfde piramideservetje, dat de fout in het vorige onderzoek was dat het servetje een driehoekig grondvlak had maar het moest een vierkant zijn etc. etc.
Op een gegeven moment houdt het op. Maar als zo iemand dan met een vacuüm te zuigen plastic doosje komt aanzetten, hoop ik dat ik het oppik en zijn idee ga verdedigen.
Ik wilde eigenlijk ergens anders naar toe met dit blogje maar ja, zo gaat het soms. Ik denk dat ik ben begonnen uit verontwaardiging over de schaamteloze ad hominems en karaktermoorden die we overal zien in grote en opiniebepalende media. Sterker nog: in gesprekken met voorstanders van het overheidsbeleid blijkt regelmatig dat ze het een gerechtvaardigde methode vinden. Ze beschouwen het als een argument: “Het gerechtvaardigde ad hominem” – dat bestaat niet (en ja, daarvoor heb ik doorgeleerd, dat zeg ik erbij want dat vinden ze dan belangrijk).
Oorspronkelijk doel
Bij mijn afstuderen heb ik met mijn professoren overlegd of ik een academische carrière zou voortzetten. Ik vond reclame spannender. Als dat gesprek nu zou plaatsvinden, zou ik het onderzoek ingaan.
Wat ik graag zou willen onderzoeken: of er verschil is in gebruik van zuivere argumentatie, met ad hominems als vervuilend element, tussen proponenten en opponenten van het overheidsbeleid. Mijn hypothese daarbij: de proponenten argumenteren minder zuiver. Door deze redeneerfouten blijven ze makkelijker hangen in de heersende doctrine, die per definitie op autoriteit berust.