Ik kwam regelmatig de uitdrukking “Turtles all the way down” tegen en kon er geen soep van maken – athans ik kon de betekenis wel uit de context halen maar snapte niet wat schildpadden er mee te maken hadden. Maar Wikipedia legt het uit:
“Schildpadden helemaal naar beneden” is een uitdrukking van het probleem van oneindige regressie. Het gezegde verwijst naar het mythologische idee van een wereldschildpad die een platte aarde op zijn rug ondersteunt. Het suggereert dat deze schildpad rust op de rug van een nog grotere schildpad, die zelf weer deel uitmaakt van een kolom van steeds grotere schildpadden die oneindig doorgaat.
De exacte oorsprong van de uitdrukking is onzeker. In de vorm “rotsen helemaal naar beneden” komt het gezegde al voor in 1838. Verwijzingen naar de mythologische voorouders van het gezegde, de Wereldschildpad en zijn tegenhanger de Wereldolifant, werden gemaakt door een aantal auteurs in de 17e en 18e eeuw.
De uitdrukking wordt gebruikt om problemen te illustreren zoals het regressie-argument in de epistemologie.
De titel van het boek Turtles All The Way Down: Vaccine Science and Myth is zo wat beter te begrijpen. Het boek is geschreven door Maryjane Odum en als e-book op bol.com te bestellen. (Niet te verwarren met de roman Turtles All The Way Down uit 2019!)
De lange GPT-samenvatting die zo volgt is naar het Nederlands vertaald met DeepL. GPT maakt aan het eind een wat vermoeide indruk maar er is goed doorheen te lezen: hij begint op een gegeven moment elke paragraaf met “Het hoofdstuk bespreekt”. Nou ja. Ik vond het interessant genoeg om te delen en heb op dit moment geen tijd voor diepgaande research.
BingChat beschreef het boek als volgt:
“Turtles All The Way Down: Vaccine Science and Myth” is een boek dat de vraag over vaccins voor u oplost. Het boek legt de wetenschap achter vaccins uit en destilleert een enorme hoeveelheid literatuur, waardoor een solide begrip van de wetenschap toegankelijk wordt voor elke toegewijde lezer. Het boek consolideert een grote hoeveelheid informatie (gepaard met gedetailleerde analyse) die verspreid is over honderden medische artikelen, boeken en websites.
In de samenvatting staan geen referenties. Waarom toch interessant? Eigenlijk omdat het vertrouwen in de medische industrie als een baksteen is gezakt. De betrokken figuranten wekken de indruk onderdeel te zijn van een maffiose, chantabele clan die elkaar volkomen klem heeft zitten. Er wordt onder die druk gemanipuleerd, gedreigd, gedwongen, verdonkeremaand, gelogen, gefraudeerd en niemand mag erbij zijn als ze de koppen bij elkaar steken, niemand mag weten hoe de besluitvorming is gegaan, niemand mag de boekhouding zien, alles is strikt geheim. Niet alleen vanwege de ‘vaccinatiebereidheid’ maar Staatsgeheim zelfs, vermoedelijk omdat men denkt dat een aantal sleutelpersonen uit de politieke en farmaceutische top weleens uit hun functie ontheven zou kunnen worden – en dat is dan slecht voor de stabiliteit van het land. Think again. Of het nou incompetentie, belangenverstrengeling of kwaadaardigheid was, het totaalresultaat is in elk geval zwaar onvoldoende.
Met bijvoorbeeld als gevolg dat ik, ooit fanatiek bestrijder van anti-vaxers, nu dit stuk plaats. Ik heb gezien hoe het met deze vaccins is gegaan en daardoor heb ik mijn blind vertrouwen in generieke doktersadviezen (en in medische beroepsbeoefenaars in het algemeen) compleet verloren. Mijn basishouding van vertrouwen is kapotgemaakt.
Het Engelse origineel is hier te lezen op de substack van MATHEW ALDRED. Subscribe en comment daar als je geïnteresseerd bent want bij voldoende animo gaat hij elk hoofdstuk afzonderlijk behandelen.
GPT4 overtuigde me dat “That Turtles All the Way Down” het lezen waard was
MATHEW ALDRED
21 JUN 2023
Net als veel van mijn lezers krijg ik boeken met de intentie om ze te lezen en dan word ik afgeleid door andere dingen (zoals de 1055 artikelen in mijn Substack kladblok die smeken om afgemaakt te worden). Een boek dat aan me knaagt, dat roept om gelezen te worden, is Turtles All the Way Down. Omdat ik aan het experimenteren ben met GPT4, dacht ik dat ik eens moest kijken of ik het een samenvatting van het boek kon laten maken, en kijken of die korte leeservaring mijn eetlust voldoende zou kunnen opwekken om me op weg te helpen:
Hoofdstuk 1: TURTLES ALL THE WAY DOWN: KLINISCHE VACCINTRIALS
Hoofdstuk 1 van het boek biedt een kritisch onderzoek naar de procedures voor het testen van de veiligheid van vaccins, waarbij de nadruk ligt op het gebruik van controlegroepen en het concept van placebo’s in klinische trials. Het hoofdstuk stelt dat de huidige testmethoden voor vaccins gebreken vertonen en geen betrouwbare maatstaf zijn voor de veiligheid en bijwerkingen van vaccins.
Het hoofdstuk begint met het bespreken van de veiligheidstests van de 5-in-1 en 4-in-1 vaccins van GlaxoSmithKline (GSK), die werden getest tegen het drievoudige vaccin (DTaP). De auteur wijst erop dat het oudere generatie DTP-vaccin, waartegen het DTaP werd getest, nooit werd getest in een gerandomiseerde gecontroleerde trial (RCT) met een placebo controlegroep. Dit leidt tot een situatie waarin de veiligheid van een vaccin gebaseerd is op de vergelijking met een ander vaccin, waarvan de veiligheid ook niet voldoende getest is. De auteur vergelijkt dit met een “schildpad die op de rug van een schildpad staat, die op de rug van nog een schildpad staat – helemaal naar beneden”.
Het hoofdstuk bespreekt ook het testen van de veiligheid van de DTaP-vaccins van Sanofi Pasteur. De auteur bekritiseert de testen vanwege het ontbreken van een echte controlegroep en vanwege het gebruik van andere vaccins als controles. De auteur stelt dat dit geen betrouwbare maatstaf is voor de veiligheid en bijwerkingen van het geteste vaccin.
Het hoofdstuk gaat vervolgens in op de veiligheidstests van de rotavirusvaccins Rotarix en RotaTeq. De auteur bekritiseert het gebruik van een “vaccin-sans-antigen” als placebo in de proeven, met het argument dat deze verbinding biologisch niet neutraal is en waarschijnlijk bijwerkingen heeft die vergelijkbaar zijn met die van het geteste vaccin. De auteur bekritiseert ook de hoge percentages bijwerkingen die werden gerapporteerd in de controlegroepen van de onderzoeken, met het argument dat dit wijst op de bioactiviteit van de verbindingen die aan de controlegroepen werden gegeven.
Het hoofdstuk bespreekt ook de veiligheidstesten van de mazelen-bof-rubella (MMR) vaccins, MMR II en ProQuad. De auteur bekritiseert de onderzoeken vanwege het ontbreken van een echte controlegroep en het gebruik van andere vaccins als controles. De auteur bekritiseert ook het gebrek aan transparantie in de proeven, waarbij hij opmerkt dat de beschrijving van de placebo in de RotaTeq proef werd verwijderd uit het licentiedocument dat werd ingediend bij de FDA.
Het hoofdstuk eindigt met een pleidooi voor de noodzaak van trials met drie ‘armen’ (testgroepen) bij het testen van vaccins van de nieuwe generatie. In dergelijke onderzoeken worden proefpersonen willekeurig verdeeld over drie groepen: een onderzoeksgroep die het vaccin van de nieuwe generatie krijgt, een controlegroep die het huidige vaccin krijgt en een andere controlegroep die een inerte placebo krijgt. De auteur stelt dat deze proefopzet een betrouwbaardere meting zou opleveren van de absolute en relatieve percentages van bijwerkingen die worden veroorzaakt door het nieuwe vaccin.
Samengevat biedt hoofdstuk 1 een kritisch onderzoek naar de procedures voor het testen van de veiligheid van vaccins. De auteur stelt dat de huidige testmethoden, waarbij vaak andere vaccins als controle worden gebruikt, geen betrouwbare maatstaf bieden voor de veiligheid en bijwerkingen van vaccins. De auteur pleit voor een rigoureuzere benadering van het testen van de veiligheid van vaccins, waaronder het gebruik van drie-armige proeven en echte placebo’s.
Hoofdstuk 2: DE WETENSCHAP VAN VACCINE BIJWERKINGEN: EEN ONTBREKENDE SCHAKEL EN EEN LEGE GEREEDSCHAPSKIST
Dit hoofdstuk bespreekt de huidige stand van de wetenschap over vaccinveiligheid en de implicaties daarvan voor de volksgezondheid. Het gebruikt twee contrasterende verhalen om de potentiële voordelen van gepersonaliseerde vaccinatieschema’s en de huidige beperkingen in het voorspellen en voorkomen van vaccinatieletsels te illustreren.
Het eerste verhaal gaat over David, een kind dat geboren is met microcefalie. Voordat hij zijn eerste vaccinatieronde kreeg, voerde Davids kinderarts een reeks gespecialiseerde genetische, immunologische en neurologische diagnostische tests uit. Op basis van de resultaten stelde de arts een persoonlijk vaccinatieschema op dat was afgestemd op Davids specifieke medische profiel. David begon met het krijgen van vaccinaties toen hij 12 maanden oud was, en er werden slechts een handvol vaccins toegediend, stuk voor stuk en alleen als hij in de voorgaande drie weken gezond was geweest. Deze persoonlijke aanpak was succesvol en David kreeg al zijn voorgeschreven vaccins zonder noemenswaardige bijwerkingen. Het hoofdstuk onthult echter dat Davids verhaal volledig denkbeeldig is en een ideaal scenario vertegenwoordigt dat op dit moment niet haalbaar is met de huidige stand van de wetenschap op het gebied van vaccinveiligheid.
Het hoofdstuk bespreekt vervolgens de implicaties in de echte wereld van de huidige beperkingen in de wetenschap over vaccinveiligheid. Het belicht het onvermogen van de medische wereld om te voorspellen wie er schade zal ondervinden van vaccins, om specifieke bijwerkingen in verband te brengen met de specifieke vaccins die ze veroorzaakt hebben en om de vaccinatieparameters aan te passen aan de genetische samenstelling en specifieke gezondheidstoestanden van individuen. Dit gebrek aan kennis en hulpmiddelen kan leiden tot catastrofale vaccinatieletsels die niet voorkomen kunnen worden.
Het hoofdstuk bekritiseert ook de huidige benadering van onderzoek naar vaccinveiligheid, die grotendeels gebaseerd is op statistische methodologie met beperkt praktisch nut. Het stelt dat deze aanpak geen biomedische informatie bijdraagt die zou kunnen leiden tot de ontwikkeling van diagnostische en therapeutische middelen. Het hoofdstuk benadrukt de noodzaak van meer fundamenteel wetenschappelijk onderzoek naar bijwerkingen van vaccins, vooral nu er nieuwe vaccins aan het vaccinatieschema worden toegevoegd.
Het hoofdstuk sluit af met een bespreking van de gevolgen van het gebrek aan kennis en hulpmiddelen voor het voorspellen en voorkomen van vaccinatieletsel. Er wordt op gewezen dat artsen de gevoeligheid van een kind voor de meeste bestanddelen van vaccins niet kunnen testen, geen bepaald merk vaccin boven een ander merk kunnen aanbevelen en geen veiliger vaccinatieschema kunnen voorstellen. Dit gebrek aan hulpmiddelen draagt ook bij aan de conformiteit met het aanbevolen vaccinatieschema en belemmert inspanningen om de veiligheid van vaccins te verbeteren.
Samenvattend pleit het hoofdstuk voor meer onderzoek naar de biologische mechanismen die ten grondslag liggen aan ongewenste voorvallen bij vaccins en de ontwikkeling van praktische hulpmiddelen om deze voorvallen te voorkomen. Het betoogt dat inzicht in deze mechanismen cruciaal is voor het bedenken van effectieve behandelingen voor vaccinletsel en het verbeteren van de veiligheid van vaccins.
Hoofdstuk 3: DEFICIËNT ‘BY DESIGN’: MELDSYSTEMEN VAN VACCINBIJWERKINGEN
Hoofdstuk 3 van het boek gaat in op de bewaking van de veiligheid van vaccins na de vergunningverlening en richt zich op de beperkingen en tekortkomingen van de huidige methoden. Het hoofdstuk begint met het erkennen van het belang van het nauwlettend bewaken van de veiligheid van vaccins nadat nieuwe vaccins op de markt zijn gebracht. Het legt uit dat gezondheidsinstanties de veiligheid van vaccins na de vergunningverlening op twee manieren bewaken: meldingen van ongewenste voorvallen verzamelen in een gespecialiseerde database en de verzamelde gegevens periodiek analyseren om patronen te identificeren, en statistische studies uitvoeren die een verband tussen het vaccin en specifieke ongewenste voorvallen onderzoeken.
Het hoofdstuk stelt echter dat nader onderzoek van het ontwerp en de werking van de meldsystemen voor bijwerkingen van vaccins een radicaal ander beeld schetst. De auteur bekritiseert deze systemen vanwege hun gebrek aan betrouwbaarheid en volledigheid, en stelt dat ze de gestelde doelen niet bereiken.
Het hoofdstuk belicht vervolgens een onderzoek van het Vaccine Adverse Event Reporting System (VAERS) naar de veiligheid van Gardasil, een vaccin tegen het humaan papillomavirus (HPV), dat werd gepubliceerd door CDC-onderzoekers. De auteur bekritiseert het onderzoek vanwege het gebrek aan betrouwbaarheid en nauwkeurigheid. Het onderzoek analyseerde alle VAERS-rapporten die zijn ingediend sinds de goedkeuring van Gardasil halverwege 2006 tot eind 2008, een periode van tweeënhalf jaar. De onderzoekers ontdekten dat meer dan tweederde (68%) van de meldingen werd ingediend door vertegenwoordigers van Merck, de fabrikant van het vaccin. De auteur wijst erop dat fabrikanten verplicht zijn om alle ongewenste voorvallen die hen ter ore komen te melden, maar weinig gemotiveerd zijn om dit te doen. Als gevolg daarvan waren de Gardasil-rapporten van Merck grotendeels onvolledig of onnauwkeurig. In ongeveer 90% van de rapporten van Merck ontbrak informatie die essentieel was voor het uitvoeren van medische beoordelingen.
De auteur bekritiseert ook de onbetrouwbaarheid van VAERS-cijfers. Als passief meldsysteem lijdt VAERS aan “onderrapportage”, en het percentage van deze onderrapportage is “onbekend”. De auteur stelt dat dit het moeilijk maakt om de veiligheid en bijwerkingen van vaccins nauwkeurig te beoordelen.
Het hoofdstuk eindigt met een pleidooi voor de noodzaak van grondiger en rigoureuzer onderzoek naar bijwerkingen van vaccins. De auteur bekritiseert gezondheidsautoriteiten voor hun bewering dat de veiligheid van vaccins grondig is onderzocht en stelt dat onderzoek naar de veiligheid van vaccins voor het grootste deel is gebaseerd op een statistische methodologie met beperkt praktisch nut en niet eens probeert biomedische informatie bij te dragen die zou kunnen leiden tot de ontwikkeling van diagnostische en therapeutische hulpmiddelen.
Samengevat biedt hoofdstuk 3 een kritisch onderzoek naar de procedures voor het monitoren van de veiligheid van vaccins na vergunningverlening. De auteur betoogt dat de huidige bewakingsmethoden, waarbij gebruik wordt gemaakt van meldsystemen voor ongewenste voorvallen en statistische studies, geen betrouwbare maatstaf bieden voor de veiligheid en bijwerkingen van vaccins. De auteur roept op tot een rigoureuzere aanpak van het monitoren van de veiligheid van vaccins, inclusief het gebruik van betrouwbaardere meldingssystemen en grondiger onderzoek naar bijwerkingen van vaccins.
Hoofdstuk 4: EPIDEMIOLOGIE 101
Hoofdstuk 4 bespreekt voornamelijk het gebied van de epidemiologie, de methodologieën, de soorten onderzoeken en de mogelijke bronnen van fouten in deze onderzoeken.
Epidemiologie is een tak van de geneeskunde die ziekten op populatieniveau onderzoekt met behulp van statistische instrumenten. Er wordt gezocht naar statistische correlaties tussen verschillende verschijnselen in een poging om relaties tussen deze verschijnselen op te helderen. Hoewel epidemiologische studies statistische correlaties kunnen aantonen, kunnen ze echter geen inzicht geven in een fysiologisch mechanisme waardoor de ene factor de andere veroorzaakt (causaal verband). Om in de wetenschap een causaal verband aan te tonen, moeten fysiologische (biomedische, mechanistische) studies worden uitgevoerd.
Het hoofdstuk legt uit dat in de geneeskunde een oorzakelijk verband tussen twee fenomenen vaak dubbelzinnig en moeilijk te identificeren is. Een bepaalde aandoening kan worden veroorzaakt door verschillende co-factoren die synergetisch werken, elk nodig voor de ontwikkeling ervan, maar geen enkele veroorzaakt het op zichzelf. Dit maakt het voor de moderne geneeskunde een uitdaging om de oorsprong van veel ziekten te verklaren. Het komt daarom vaak voor dat medische instanties aanbevelingen doen zonder een grondig begrip van het mechanisme dat ten grondslag ligt aan een specifieke gezondheidstoestand.
Epidemiologische studies zijn er in verschillende varianten. Bij een interventiestudie (trial) worden proefpersonen door onderzoekers gevraagd om specifieke acties te ondernemen (bijvoorbeeld een medicijn nemen), terwijl onderzoekers bij een observationele studie alleen informatie over de proefpersonen verzamelen. Een prospectieve studie volgt een groep mensen gedurende een bepaalde periode en verzamelt relevante gegevens over hen. Een retrospectieve studie analyseert bestaande gegevens. Interventiestudies zijn duurder om uit te voeren dan observationele studies, maar hun resultaten zijn over het algemeen van hogere kwaliteit. Prospectieve studies zijn duurder en duren langer dan retrospectieve studies, maar ze hebben minder last van selectie- en informatiebias, waardoor hun resultaten betrouwbaarder zijn.
Het hoofdstuk bespreekt ook de vier hoofdcategorieën van observationele onderzoeken: Doorsnede, Ecologisch, Cohort en Case-control. Elk van deze typen gebruikt verschillende statistische methoden om te zoeken naar correlaties tussen verschijnselen in een populatie.
Het hoofdstuk gaat vervolgens in op de potentiële bronnen van fouten in epidemiologisch onderzoek, die de kwaliteit van het onderzoek kunnen aantasten. Hieronder vallen selectiebias, informatiebias en confounders. Selectiebias treedt op wanneer onderzoekers een groep proefpersonen selecteren die niet nauwkeurig de onderzoekspopulatie vertegenwoordigt of niet goed past bij de onderzoeksvragen van het onderzoek. Informatievertekening treedt op wanneer onderzoekers geen nauwkeurige of volledige gegevens over de proefpersonen verzamelen. Confounders zijn afzonderlijke variabelen, die niet zijn meegenomen in de initiële analyse, die geassocieerd zijn met de twee onderzochte fenomenen. Deze kunnen een optische illusie creëren van een statistische correlatie tussen twee verschijnselen.
Het hoofdstuk geeft een voorbeeld van een confounder in een onderzoek naar het verband tussen alcoholgebruik en longkanker. De studie ontdekte dat het schijnbare verband tussen de twee voortkomt uit het feit dat zware drinkers meer kans hebben om te roken, en dat roken, en niet alcoholconsumptie, de echte risicofactor voor longkanker is. Dit voorbeeld laat zien hoe statistische technieken in epidemiologisch onderzoek confounders aan het licht kunnen brengen en hun invloed kunnen benadrukken.
Als conclusie benadrukt het hoofdstuk het belang van het begrijpen van de methodologieën, potentiële valkuilen en bronnen van fouten in epidemiologisch onderzoek. Het onderstreept de noodzaak van zorgvuldige gegevensverzameling, analyse en interpretatie om geldige conclusies te kunnen trekken uit epidemiologisch onderzoek.
Hoofdstuk 5: Doelbewuste wetenschap: EPIDEMIOLOGIE EN VEILIGHEID VAN VACCINS
Dit hoofdstuk biedt een kritisch onderzoek van verschillende onderzoeken naar de veiligheid van vaccins, met speciale aandacht voor het mogelijke verband tussen vaccins en auto-immuunziekten of autisme. De auteur neemt de methodologie, uitvoering en interpretatie van deze onderzoeken onder de loep en wijst op mogelijke vooroordelen en belangenconflicten die de uitkomsten kunnen hebben beïnvloed.
Het hoofdstuk begint met een gedetailleerde analyse van een onderzoek uitgevoerd door Grimaldi 2014, waarin het mogelijke verband tussen het Gardasil-vaccin en de ontwikkeling van auto-immuunziekten werd onderzocht. De auteur uit verschillende punten van zorg over de opzet en uitvoering van dit onderzoek. Een van de belangrijkste punten van kritiek is de selectie van de controlegroep. De auteur suggereert dat de controlegroep mogelijk gekozen is vanwege de hoge incidentie van auto-immuunziekten, waardoor het moeilijk zou zijn om een duidelijk verband te leggen tussen het vaccin en de ontwikkeling van dergelijke ziekten.
De auteur bekritiseert ook het gebrek aan informatie over het gezondheidsprofiel van de controlegroep. De studie geeft geen duidelijke informatie over hoeveel controlepersonen leden aan auto-immuunziekten, wat volgens de auteur essentieel is voor het interpreteren van de resultaten. De auteur suggereert dat deze weglating zou kunnen wijzen op een vooroordeel in de opzet van de studie, omdat het zou kunnen lijken alsof het vaccin geen effect heeft op de ontwikkeling van auto-immuunziekten.
Het hoofdstuk gaat dan verder met het bespreken van een studie van DeStefano 2013, die tot doel had het mogelijke verband te onderzoeken tussen het aantal vaccinantigenen waaraan een kind wordt blootgesteld en de ontwikkeling van autisme. De auteur bekritiseert dit onderzoek vanwege de simplistische aanpak en stelt dat het niet ingaat op de echte zorg van ouders: het mogelijke verband tussen het aantal ontvangen vaccins en het risico op autisme.
De auteur wijst erop dat de studie geen rekening hield met de rol van hulpstoffen, die een sleutelrol spelen in de sterkte van de immuunrespons op vaccins. Deze omissie, zo stelt de auteur, maakt de bevindingen van de studie wetenschappelijk waardeloos. Bovendien merkt de auteur op dat zelfs als we de tekortkomingen van de studie negeren, de bevindingen geen duidelijk bewijs leveren voor een verband tussen het aantal vaccinantigenen en het risico op autisme.
Het hoofdstuk bespreekt ook een studie van McKeever en collega’s, die een sterke correlatie vonden tussen de MMR- en DPPT-vaccins en de incidentie van astma en eczeem. De auteurs van het onderzoek verwierpen deze correlatie echter door te suggereren dat het te wijten was aan vertekening van de gegevens. De auteur van het hoofdstuk bekritiseert deze afwijzing met het argument dat het raadselachtig is en dat de correlatie serieuzer genomen had moeten worden.
De auteur suggereert dat de auteurs van het onderzoek de correlatie mogelijk hebben verworpen omdat het een negatieve invloed zou hebben gehad op de vaccinatiebereidheid onder de bevolking. De auteur stelt dat deze mogelijke vooringenomenheid de interpretatie van de resultaten van het onderzoek kan hebben beïnvloed, waardoor een mogelijk significante bevinding van tafel is geveegd.
Het hoofdstuk sluit af met een bredere discussie over de problemen met onderzoek naar de veiligheid van vaccins. De auteur stelt dat de manier waarop wetenschap momenteel wordt gefinancierd kan leiden tot bevooroordeeld onderzoek, omdat onderzoekers afhankelijk kunnen zijn van hun financieringsbron, of dat nu een overheid of een farmaceutisch bedrijf is. De auteur suggereert dat deze afhankelijkheid het ontwerp, de uitvoering en de interpretatie van studies kan beïnvloeden, wat kan leiden tot mogelijk bevooroordeelde resultaten.
De auteur bespreekt ook de kwestie van belangenverstrengeling bij onderzoek naar de veiligheid van vaccins. De auteur stelt dat onderzoekers persoonlijke of financiële belangen kunnen hebben die hun onderzoek kunnen beïnvloeden, wat kan leiden tot vertekende resultaten. De auteur suggereert dat deze belangenverstrengeling vaak niet openbaar wordt gemaakt in gepubliceerde studies, wat het voor lezers moeilijk kan maken om de geldigheid van de bevindingen van de studies te beoordelen.
De auteur bekritiseert ook de wetenschappelijke gemeenschap voor haar acceptatie van deze gebrekkige studies. De auteur stelt dat deze studies vaak geciteerd worden zonder enige vermelding van hun gebreken of de belangenverstrengeling van de onderzoekers. De auteur suggereert dat dit een gevolg is van de institutionele immuniteit die aan deze studies wordt verleend, die ervoor zorgt dat ze voldoen aan de ethische normen voor onderzoek naar de veiligheid van vaccins die door de wetenschappelijke gemeenschap worden geaccepteerd.
De auteur stelt dat dit fundamenteel gebrekkige onderzoek een direct gevolg is van het huidige financieringssysteem voor de wetenschap, dat ervoor zorgt dat onderzoekers afhankelijk zijn van hun financieringsbron. Dit, suggereert de auteur, garandeert dat de wetenschap over de veiligheid van vaccins bijna nooit objectief wordt uitgevoerd. De auteur stelt dat het publiek zich over het algemeen niet bewust is van dit mechanisme en zijn inherente gebreken, waardoor de gevestigde orde van vaccins kan vertrouwen op gebrekkig onderzoek om hun beweringen over de veiligheid van vaccins te ondersteunen.
De auteur moedigt lezers aan om voorzichtig te zijn bij het beoordelen van de conclusies van onderzoeken naar de veiligheid van vaccins. De auteur suggereert dat deze studies vaak lijden aan ernstige methodologische fouten en vol zitten met belangenconflicten, waardoor hun bevindingen onbetrouwbaar kunnen zijn. De auteur stelt dat het belangrijk is om deze studies kritisch te evalueren en zich bewust te zijn van de mogelijke invloed van financieringsbronnen en belangenverstrengeling.
Concluderend geeft het hoofdstuk een kritisch onderzoek van verschillende studies met betrekking tot de veiligheid van vaccins, waarbij de nadruk wordt gelegd op mogelijke methodologische gebreken en vooroordelen. De auteur pleit voor een meer voorzichtige en kritische benadering bij het interpreteren van de bevindingen van dergelijke studies, gezien de mogelijke invloed van financieringsbronnen en belangenverstrengeling. De auteur suggereert dat een meer objectieve en onafhankelijke benadering van onderzoek naar de veiligheid van vaccins nodig is om de geldigheid van de bevindingen te waarborgen.
Hoofdstuk 6: DE STUDIES DIE NOOIT GEDAAN WORDEN
Het hoofdstuk begint met het bespreken van de incidentie van autisme onder de Amish gemeenschap, die aanzienlijk lager is door hun lagere vaccinatiegraad van kinderen. De auteur stelt dat dit aanleiding had moeten zijn voor een onderzoek door het CDC, aangezien autisme een groot probleem is voor de volksgezondheid. Het CDC, dat verantwoordelijk is voor zowel het bepalen van het vaccinatiebeleid als het onderzoeken van de onderliggende oorzaken van autisme, reageerde echter niet op deze bevindingen. De auteur vindt dit vooral opvallend gezien de snelle reactie van het CDC op uitbraken van infectieziekten in Amish gemeenschappen.
De auteur bespreekt vervolgens het werk van Dr. Mayer Eisenstein en collega’s van de Homefirst kliniek in Chicago, die een onconventionele benadering van medische zorg hanteerden met thuisbevalling en een minimaal gebruik van voorgeschreven medicijnen en vaccins. De artsen van Homefirst rapporteerden geen gevallen van autisme onder de duizenden niet-gevaccineerde kinderen waar ze meer dan 30 jaar voor hadden gezorgd. Opnieuw bekritiseert de auteur het CDC voor het niet onderzoeken van deze bevindingen.
Het hoofdstuk bespreekt vervolgens een rapport uit 2013 van het Institute of Medicine (IOM) dat bevestigt dat de veiligheid van het vaccinatieprogramma als geheel nooit is getest. Het rapport stelt dat het veld behoefte heeft aan valide metrieken van het hele schema en duidelijkere definities van gezondheidsuitkomsten gekoppeld aan zorgen van belanghebbenden. De auteur stelt dat dit rapport in tegenspraak is met de wijdverspreide institutionele claim dat het vaccinatieprogramma grondig is getest en veilig en effectief is bevonden. De auteur wijst ook op de discrepantie tussen het gebrek aan wetenschap die de veiligheid van het vaccinprogramma verifieert en de beweringen van de medische gevestigde orde over de veiligheid.
De auteur presenteert vervolgens een hypothetisch scenario waarin de Amerikaanse gezondheidsautoriteiten in de jaren 1950 het roken van sigaretten goedkeurden en het publiek geruststelden dat het volkomen veilig was. De autoriteiten presenteerden een lange lijst van epidemiologische onderzoeken die de veiligheid van het roken van sigaretten bevestigden en die allemaal concludeerden dat er geen verband was gevonden tussen roken en nadelige gezondheidsproblemen, waaronder longkanker. De auteur gebruikt dit scenario om een parallel te trekken met de huidige situatie rond vaccins.
Het hoofdstuk eindigt met een vraag aan de lezer: als een onderzoek zou aantonen dat kinderen die alle routinevaccinaties krijgen minder gezond zijn dan kinderen die geen vaccinaties krijgen, zou je ouders dan nog steeds vertellen dat hun kinderen beter alle routinevaccinaties kunnen krijgen? De auteur laat deze vraag open en nodigt de lezer uit om na te denken over de implicaties van de informatie die in het hoofdstuk wordt gepresenteerd.
Samengevat onderzoekt dit hoofdstuk kritisch het gebrek aan uitgebreide veiligheidstesten voor het vaccinatieprogramma en het mogelijke verband tussen vaccinaties en autisme. De auteur gebruikt voorbeelden uit de Amish gemeenschap en de Homefirst kliniek om de potentiële risico’s van vaccinatie te illustreren en bekritiseert het CDC voor zijn gebrek aan reactie op deze bevindingen. Het hoofdstuk bespreekt ook een IOM-rapport uit 2013 dat het gebrek aan testen voor het vaccinatieprogramma bevestigt en presenteert een hypothetisch scenario om de potentiële gevaren van het blindelings accepteren van institutionele claims van veiligheid te benadrukken. Het hoofdstuk eindigt met een tot nadenken stemmende vraag over de mogelijke risico’s en voordelen van vaccinaties.
Hoofdstuk 7: NIET-ONDERBOUWDE RICHTLIJNEN VOOR VACCINATIE
Het hoofdstuk begint met een hypothetische dialoog tussen een ouder en een arts. De ouder maakt zich zorgen over het aantal vaccins dat tijdens één bezoek aan hun baby wordt toegediend en vraagt zich af of het lichaam van de baby ze allemaal aankan. De arts stelt de ouder gerust door te zeggen dat de vaccins grondig zijn getest en veilig zijn en dat het immuunsysteem van een zuigeling wel 10.000 vaccins per dag aankan.
Het hoofdstuk gaat vervolgens kritisch in op de praktijk van het gelijktijdig toedienen van meerdere vaccins, een praktijk die de laatste decennia steeds gebruikelijker is geworden door de toevoeging van talloze vaccins aan het routine kinderprogramma. Elk vaccin bevat een aantal krachtige chemische en biologische stoffen, waarvan van sommige bekend is dat ze giftig of kankerverwekkend zijn. Het hoofdstuk benadrukt dat hoewel het CDC beweert dat vaccincombinaties zijn getest als onderdeel van het goedkeuringsproces van een nieuw vaccin, de meeste in de praktijk niet zijn getest.
In het hoofdstuk wordt een Israëlisch onderzoek aangehaald waaruit bleek dat het gelijktijdig toedienen van twee vaccins, zoals aanbevolen door het Israëlische Ministerie van Volksgezondheid, het aantal bijwerkingen met 50% verhoogde. Deze studie werd naar verluidt genegeerd door gezondheidsinstanties in Israël, de Verenigde Staten en elders. Desondanks blijven autoriteiten volhouden, zonder afdoende wetenschappelijk bewijs, dat het gelijktijdig toedienen van meerdere vaccins geen extra risico met zich meebrengt omdat “het immuunsysteem van een zuigeling tot 10.000 vaccins tegelijk aankan”.
Het hoofdstuk gaat ook in op het vaccineren van kinderen met een milde ziekte. Er wordt opgemerkt dat veel ouders geloven dat het het beste is om te wachten tot ze volledig hersteld zijn voordat ze vaccins toedienen, uit angst dat een vaccinatieronde de ziekte van het kind zou kunnen verergeren of ergere bijwerkingen zou kunnen veroorzaken dan het vaccineren van een volledig gezond kind. De medische wereld blijft echter vasthouden aan het vaccineren van kinderen die lichamelijk onwel zijn, waarschijnlijk uit vrees dat het uitstellen van vaccinaties hun vaccinatietijdlijn kan verstoren en hen kwetsbaar maakt voor ziekten waartegen ze beschermd hadden kunnen worden.
Het hoofdstuk onderzoekt kritisch het wetenschappelijke bewijs dat aan deze richtlijnen ten grondslag ligt. Het stelt dat de officiële richtlijnen van het CDC en de American Academy of Pediatrics geen medische referenties geven die de aanbeveling om mild zieke kinderen op tijd te vaccineren ondersteunen. Het hoofdstuk suggereert dat deze richtlijnen eerder voortkomen uit een institutioneel “buikgevoel” of een administratieve bevlieging dan uit robuust wetenschappelijk bewijs.
Het hoofdstuk eindigt met het stellen van een aantal vragen aan artsen, zoals of ze op de hoogte zijn van onderzoeken die de veiligheid hebben onderzocht van het gelijktijdig toedienen van 9 vaccininjecties tegen 13 verschillende ziektes aan een 15 maanden oude zuigeling, of dat ze geloven dat het toedienen van 10.000 vaccins op één dag aan een zuigeling veilig is.
Samengevat worden in dit hoofdstuk de richtlijnen en praktijken rondom het toedienen van meerdere vaccins aan baby’s kritisch bekeken, met name aan kinderen die mild ziek zijn. Het zet vraagtekens bij het wetenschappelijk bewijs dat deze richtlijnen ondersteunt en moedigt ouders aan om een geïnformeerde discussie aan te gaan met hun zorgverleners over de veiligheid en noodzaak van deze praktijken. Het hoofdstuk suggereert dat de huidige richtlijnen mogelijk niet gebaseerd zijn op robuust wetenschappelijk bewijs en in plaats daarvan gedreven worden door administratieve gemakzucht of institutionele aannames.
Hoofdstuk 8: HET VERDWIJNEN VAN ZIEKTE
Dit hoofdstuk is een kritisch onderzoek naar de rol van vaccinaties in de volksgezondheid, in het bijzonder in de context van de Verenigde Staten. Het presenteert een tegenargument voor het algemeen heersende geloof dat vaccinaties de belangrijkste oorzaak zijn van de daling in sterfte door infectieziekten in de 20e eeuw.
Het hoofdstuk begint met het presenteren van gegevens over sterftecijfers door infectieziekten in de Verenigde Staten van 1900 tot 1996. Het bevat specifieke cijfers over sterftecijfers aan dysenterie en tyfus, evenals de invloed van de introductie van het MMR-vaccin (mazelen-bof-rubella). Het betwist echter het idee dat deze dalingen in sterfte uitsluitend of hoofdzakelijk kunnen worden toegeschreven aan vaccinaties. Het suggereert dat andere factoren, zoals verbeteringen in sanitaire voorzieningen, voeding en toegang tot gezondheidszorg, een belangrijke rol kunnen hebben gespeeld.
Het hoofdstuk bekritiseert ook het verhaal dat onze collectieve gezondheid, en die van kinderen in het bijzonder, nog nooit zo goed is geweest dankzij de moderne geneeskunde en volksgezondheidsinitiatieven. Het betoogt dat terwijl de belangrijkste infectieziekten uit de 19e eeuw grotendeels verdwenen zijn, er een consistente toename is van chronische ziekten onder kinderen in de Westerse wereld. Deze stijging valt samen met het toegenomen gebruik van vaccins.
Het hoofdstuk suggereert dat volksgezondheidsautoriteiten een gebrek aan bezorgdheid en een gevoel van hulpeloosheid hebben getoond in het licht van deze toename van chronische ziekten. Het vraagt om een verkenning van de historische omstandigheden die hebben geleid tot het verdwijnen van infectieziekten en de opkomst van chronische ziekten.
Om dieper op deze punten in te gaan:
- Het hoofdstuk geeft een historisch overzicht van de belangrijkste infectieziekten in de 19e en 20e eeuw. Het bespreekt hun oorzaken, gevolgen en de maatregelen die zijn genomen om ze onder controle te krijgen of uit te roeien. Er wordt benadrukt dat vaccinaties weliswaar een rol hebben gespeeld, maar niet de enige reden zijn voor de afname van deze ziekten.
- De ontwikkeling en introductie van verschillende vaccins, waaronder het MMR-vaccin, worden besproken. Het hoofdstuk belicht de impact van deze vaccins op de ziektecijfers, maar stelt ook de mate van hun bijdrage aan de algehele volksgezondheid ter discussie.
- Het hoofdstuk onderzoekt kritisch de bewering dat vaccinaties niet verantwoordelijk zijn voor de significante daling in sterfte in de eerste helft van de 20e eeuw. Het bespreekt andere factoren die kunnen hebben bijgedragen aan deze daling, zoals verbeteringen in sanitaire voorzieningen, voeding en toegang tot gezondheidszorg.
- De toename van chronische ziekten onder kinderen in de Westerse wereld in de tweede helft van de 20e eeuw wordt onderzocht. Het hoofdstuk bespreekt mogelijke oorzaken, waaronder het toegenomen gebruik van vaccins, en de gevolgen voor de volksgezondheid.
- De reactie van volksgezondheidsautoriteiten op de toename van chronische ziekten wordt onderzocht. Het hoofdstuk suggereert dat er een gebrek aan bezorgdheid is geweest en een gevoel van hulpeloosheid tegenover dit probleem.
Tot slot beschouwt het hoofdstuk de toekomst van de volksgezondheid in het licht van deze trends. Het bespreekt de blijvende rol van vaccinaties en de uitdaging van het beheren van chronische ziekten.
Samengevat presenteert het hoofdstuk een genuanceerd beeld van de rol van vaccinaties in de volksgezondheid. Het erkent hun bijdrage, maar benadrukt ook andere factoren en betwist het verhaal dat vaccinaties de voornaamste reden zijn voor verbeteringen in de volksgezondheid. Het roept op tot een beter begrip van trends in de volksgezondheid en een meer proactieve reactie op de toename van chronische ziekten.
Hoofdstuk 9: GROEPSIMMUNITEIT
Het hoofdstuk bespreekt het concept van kudde-immuniteit, de effectiviteit van vaccins en de implicaties van het gebruik ervan. Het begint met het bespreken van een onderzoek uitgevoerd door Warfel en collega’s over bavianen en het kinkhoestvaccin. Uit het onderzoek bleek dat het vaccin infectie of overdracht van de bacterie niet voorkwam, wat in tegenspraak was met eerdere wetenschappelijke inzichten. Deze bevinding suggereerde dat zelfs als gevaccineerde personen geen kinkhoest krijgen, ze de bacterie nog weken na blootstelling bij zich kunnen dragen en anderen kunnen besmetten. Dit impliceert dat het huidige kinkhoestvaccin geen kudde-immuniteit biedt. De onderzoekers concludeerden dat om de meest kwetsbare leden van de bevolking te beschermen en een optimale kuddeimmuniteit te bereiken, het nodig zou zijn om een vaccinatiestrategie te ontwikkelen die kinkhoestinfectie en -overdracht effectief blokkeert.
Het hoofdstuk bespreekt vervolgens het pneumokokkenvaccin Prevnar en zijn opvolger Prevnar-13. Het merkt op dat deze vaccins kuddeimmuniteit genereren. Er wordt opgemerkt dat deze vaccins bescherming bieden tegen de serotypes die in het vaccin zijn opgenomen, maar de algehele verspreiding van de bacterie niet verminderen, omdat andere serotypes de niche opvullen die door de vaccinserotypes is vrijgemaakt. De vermindering van de incidentie van pneumokokkenziekte sinds de introductie van het vaccin is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat de vervangende serotypen tot nu toe minder virulent zijn dan de vaccinserotypen.
Het hoofdstuk bespreekt ook de beperkingen van de drempelschattingen van kuddeimmuniteit. Het merkt op dat deze schattingen gebaseerd zijn op simplistische modellen en arbitraire aannames, waardoor het ruwe schattingen zijn in plaats van nauwkeurige numerieke waarden die gebaseerd zijn op robuuste wetenschappelijke gegevens en zorgvuldige berekeningen.
Het hoofdstuk bespreekt ook het mazelenvaccin, waarbij wordt opgemerkt dat de werkzaamheid ervan wordt geschat op 90-95 procent en dat het bescherming van de kudde biedt door de verspreiding van het virus tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden te verminderen. De vaccinatiegraad die nodig is voor kuddeimmuniteit wordt geschat op 92 tot 95 procent.
Als conclusie benadrukt het hoofdstuk dat het belangrijk is om sluitend bewijs te leveren van het nettovoordeel van vaccinatie voor zowel het individu als de samenleving voordat vaccinatieprogramma’s op grote schaal worden geïmplementeerd. Het suggereert dat, hoewel vaccins kudde-immuniteit kunnen verlenen en de verspreiding van bepaalde ziekten kunnen verminderen, ze geen wondermiddel zijn en dat het gebruik ervan gebaseerd moet zijn op een zorgvuldige evaluatie van de voordelen en risico’s.
Hoofdstuk 10: DE MYSTERIEËN VAN POLIO
Hoofdstuk 10 bespreekt het wijdverspreide gebruik van DDT, een krachtig insecticide, in de naoorlogse jaren en de mogelijke gevolgen daarvan voor de gezondheid. DDT werd gebruikt in alle fasen van de voedselproductie en -distributie, inclusief landbouw, opslag, verwerking, verpakking en transport. De residuen werden aangetroffen in fruit, groenten, koemelk en vlees. Een onderzoeker in Texas vond DDT-residuen in elk monster van zuivel- en vleesproducten dat over een periode van zes maanden was geanalyseerd.
Vanaf het begin wezen sommige onderzoeken erop dat DDT giftig was voor mensen. In 1944 onderzochten onderzoekers van de FDA’s Department of Drug Research het effect op proefdieren en concludeerden dat het onbeperkte gebruik van DDT-oplossingen op de huid niet vrij van gevaar was. Een ander team testte de toxiciteit van DDT voor orale consumptie en ontdekte dat het subacute toxiciteit kon veroorzaken wanneer het in kleine hoeveelheden via de voeding werd toegediend voor periodes variërend van 3 dagen tot 20 weken. Ze constateerden ook een grote variatie in individuele gevoeligheid voor DDT-vergiftiging, wat het schatten van een veilig getolereerde dosis extreem moeilijk maakte.
De eerste melding van DDT-vergiftiging bij mensen verscheen in 1945 in het British Medical Journal. Een laboratoriummedewerker die DDT-poeder op zijn handen had aangebracht om de giftigheid ervan te testen, kreeg pijn in alle vier de ledematen, zwakte in zijn benen en spasmen en trillingen in zijn hele lichaam. Hij moest enkele weken aan bed gekluisterd blijven en kon enkele maanden niet gaan werken. Zelfs na een jaar was zijn herstel nog niet volledig.
Het hoofdstuk bespreekt ook de dubbelzinnigheid en onnauwkeurigheid van de klinische definitie van polio. Slappe verlamming, een symptoom van polio, is altijd veroorzaakt door talloze en gevarieerde agentia en kreeg tientallen verschillende namen in de medische literatuur. Artsen in de eerste helft van de 20e eeuw hadden geen instrumenten voor een nauwkeurige differentiële diagnose. Zelfs vandaag de dag zijn artsen niet in staat om polio met zekerheid te diagnosticeren op basis van de klinische symptomen van de patiënt of het verloop van de ziekte en moeten ze vertrouwen op laboratoriumtests voor virusdetectie om onderscheid te maken tussen polio en “polio-achtige” ziekte (AFP).
Het hoofdstuk zet vraagtekens bij de fundamenten van de poliowetenschap, die het beschrijft als ontoereikend en schetsmatig, ondanks meer dan honderd jaar intensief onderzoek. Er wordt ook kritisch gekeken naar het vermeende succes van poliovaccins bij het uitroeien van de ziekte, waarbij wordt gesuggereerd dat er substantiële redenen zijn om te twijfelen aan de rol die poliovaccins hebben gespeeld bij het verdwijnen van de ziekte.
Het hoofdstuk eindigt met een bespreking van de ontwikkeling van nieuwere, krachtigere insecticiden als reactie op insecten die resistent werden tegen DDT. Het waarschuwt dat veiligheidsstudies nooit het totale effect van deze stoffen op het menselijk lichaam hebben onderzocht, hoewel mensen dagelijks aan veel van deze stoffen worden blootgesteld. Het hoofdstuk roept op tot een grondig onderzoek naar de gezondheidseffecten van pesticiden, een oproep die onbeantwoord blijft.
Hoofdstuk 11: DE VACCINE HOAX
Het hoofdstuk begint met het bespreken van het tijdperk van de heksenjacht op critici van vaccins. Het laat zien hoe iedereen die het waagde om ook maar enig aspect van het vaccinatieprogramma te bekritiseren, werd gebrandmerkt als een “anti-vaxxer”. Dit leidde ertoe dat critici werden gedelegitimeerd, gemarginaliseerd en bespot, ongeacht hun geloofsbrieven. Het hoofdstuk vermeldt gevallen waarin vooraanstaande wetenschappers, ervaren artsen, een Nobelprijswinnaar en zelfs leken die vragen stelden allemaal werden gebrandmerkt en bruut aangevallen door de media, het medische establishment en de handlangers van de industrie, zodra ze zich uitspraken over voorbehouden aan vaccins.
Het hoofdstuk gaat vervolgens in op de rol van de media in deze kwestie. Het vermeldt hoe in 1976 de befaamde 60 Minutes show van het CBS netwerk een prime-time onderzoek uitvoerde naar de verzonnen “varkensgriep” epidemie. Slechts één persoon stierf aan de griep, terwijl miljoenen een overhaast vaccin kregen, dat later weer werd ingetrokken. Meer dan 450 gevaccineerde mensen ontwikkelden het verlammende Guillain-Barré syndroom en ten minste 25 mensen stierven. In 1982 zond NBC DPT: Vaccine Roulette, een documentaire van een uur over kinderen die gewond waren geraakt door het DPT-vaccin, geproduceerd door journaliste Lea Thompson. Dit soort programma’s, dat indertijd een publieke verontwaardiging teweegbracht, is helaas niet meer toegestaan op de Amerikaanse televisie.
Het hoofdstuk bespreekt ook de kwestie van vaccin-gerelateerde ziekten en de berichtgeving daarover. Het noemt ADEM, een auto-immuunziekte die lijkt op multiple sclerose, en transverse myelitis, een neurologische ziekte waarbij ontsteking van het ruggenmerg leidt tot verlies van de myelineschede van de zenuwen, en vervolgens tot gevoelloosheid en verlies van motorische functie van organen. Het hoofdstuk bespreekt ook het goedkeuringsproces van vaccins en het gebruik van verschillende testen door onconventionele artsen om bijwerkingen van vaccins te behandelen.
Het hoofdstuk gaat verder in op de geschiedenis van vaccins en hun fabrikanten. Het vermeldt hoe drie bedrijven die vaccins produceerden tijdens de Tweede Wereldoorlog uiteindelijk fuseerden tot de vaccin- en medicijngigant Novartis. Het bespreekt ook de blootstelling aan DDT en het mogelijke verband met polio.
Tegen het einde bespreekt het hoofdstuk de principes die worden toegepast bij het analyseren van de resultaten van een Randomized Controlled Trial (RCT), wat neerkomt op het vergelijken van verschillende kwantitatieve parameters tussen de proef- en controlegroepen. Het gaat ook in op de ethische bezwaren tegen een drie-armig onderzoek en de mogelijke veiligheidsproblemen met een vaccin dat al vele jaren wordt gebruikt.
Het hoofdstuk behandelt:
- een kritisch onderzoek naar het vaccinatieprogramma, de critici en de rol van de media in de vorming van de publieke perceptie. Het bespreekt ook de mogelijke gezondheidsrisico’s van vaccins en de behoefte aan strengere en onbevooroordeelde testen.
- de vaccinatie van kinderen in Israël en veel andere landen met het Prevnar-vaccin bij hun bezoek van 12 maanden. Het vermeldt de praktische beperking van het aantal vaccins dat momenteel is goedgekeurd voor gebruik, met zeer weinig beperkingen voor specifieke combinaties van vaccins. Het bespreekt ook de kwestie van vaccinatie tijdens een acute ziekte, die niet wordt aanbevolen door gezondheidsautoriteiten.
- het gebruik van drie verzwakte levende vaccins die momenteel zijn opgenomen in het vaccinatieprogramma van de VS: rotavirus, MMR en varicella. Het bespreekt ook het gebruik van sulfonamiden, een familie van geneesmiddelen die werden gebruikt voor de behandeling van infectieziekten die voorafgingen aan de ontwikkeling van antibiotica.
- de rol van de McKinlays bij het schatten van de afname in tuberculosesterfte sinds 1850, nog voor de introductie van medicamenteuze behandeling voor de ziekte. Het bespreekt ook de officiële sterftecijfers in de Verenigde Staten sinds 1900.
- de rol van de National Foundation for Infantile Paralysis (NFIP), later bekend als de March of Dimes, in het werven van donaties om polio-onderzoek en de behandeling van poliopatiënten te financieren. Het bespreekt ook de Verbeterde Hygiëne Theorie, die de toename van allergische en auto-immuunziekten in het Westen, en meer recentelijk in ontwikkelingslanden, toeschrijft aan de verminderde blootstelling van zuigelingen aan bacteriën en virussen in de eerste levensjaren, als gevolg van “overmatige” hygiëne.
- acute slappe verlamming (AFP), een aandoening die wordt gekenmerkt door spierzwakte die snel optreedt. In tegenstelling tot andere verlammingssyndromen zijn de spieren ontspannen of zacht (vandaar de term slap), in plaats van stijf. Er wordt ook ingegaan op de overdracht van enterovirussen, virussen die zich vooral in de darmen vermenigvuldigen en via de ontlasting worden overgedragen.
- het aan polio gerelateerde concept van “te veel hygiëne”. Het bespreekt ook de rol van de Salk- en Sabin-vaccins in de strijd tegen polio. Het geïnactiveerde poliovaccin van Salk (IPV) wordt toegediend door middel van een injectie, terwijl het orale poliovaccin van Sabin (OPV) wordt toegediend door middel van monddruppels.
- de kwestie van de vaccinatiegraad voor de hele bevolking, die toeneemt met elk nieuw gevaccineerd cohort, werd verondersteld de incidentie van kinkhoest bij jonge kinderen geleidelijk te verminderen, zelfs na 2008. Het bespreekt ook de kwestie van het poliovirus dat in hogere mate wordt aangetroffen in monsters van niet-gevaccineerde patiënten en in lagere mate in monsters van degenen die met drie of meer doses zijn gevaccineerd.
- het feit dat de VS in 2000 overschakelde op het exclusieve gebruik van het Salk-vaccin (IPV), het VK in 2004 en Israël in 2005 (tot begin 2014). Het bespreekt ook de kwestie van het SV-40 virus, een virus van apenoorsprong, dat wordt aangetroffen in kankertumoren bij mensen.
- de kwestie van het Vaccine Injury Compensation Program (VICP), een federaal programma bedoeld om mensen te compenseren die gewond zijn geraakt door vaccins op het kindervaccinatieschema. Het staat in de volksmond bekend als “Vaccine Court”.
Samengevat biedt het hoofdstuk een uitgebreid en kritisch onderzoek naar het vaccinatieprogramma, de critici, de rol van de media, de mogelijke gezondheidsrisico’s van vaccins, de noodzaak van strengere en onbevooroordeelde testen, de geschiedenis van vaccins en hun fabrikanten en de principes die worden toegepast bij het analyseren van de resultaten van een gerandomiseerde gecontroleerde trial (RCT). Het bespreekt ook verschillende ziekten die verband houden met vaccins, het gebruik van verschillende tests door onconventionele artsen om bijwerkingen van vaccins te behandelen en de rol van verschillende organisaties en theorieën in de strijd tegen ziekten.
Ervan uitgaande dat de samenvatting van GPT4 ook maar enigszins overeenkomt met de inhoud van het boek, ziet het er naar uit dat het echt de moeite waard is om het te lezen.
Als ik door het boek blader, lijkt het me een eeuwigheid duren voordat ik alle 447 verwijzingen naar papers en andere boeken heb gelezen. Misschien moet ik me ten doel stellen om elke week een hoofdstuk door te nemen op mijn Substack. Ik kan dan pagina voor pagina doornemen en alle feiten en verwijzingen controleren.
Deze GPT-samenvatting is naar het Nederlands vertaald met DeepL. Het Engelse origineel is hier te lezen.
“Turtles all the way down” is dat niet hoe diep je ook gaat het is steeds weer meer van hetzelfde? Vaccins zijn fout testen zijn fout mensen zijn fout enz.