Om wat van mijn corona-obsessie af te komen kijk ik geen talkshows meer en lees ik alleen nog de strips in mijn kranten. Aan de afnemende frequentie van mijn blogs is te zien dat dat helpt. Ik zou elke dag wel een stukje kunnen schrijven maar er moet ook gewerkt worden. Nu een verhaaltje en morgen weer een wat beter onderbouwde bespiegeling.
Kronkeltje
Gisteren ging ik pinnen bij de ING bank in Amstelveen (zo kon ik mijn pasje deblokkeren, ik had een foutje gemaakt). Voor de bank stond een rij van zo’n 15 mensen, netjes langs rode pionnetjes. De pin-automaat aan de gevel was buiten dienst. Vandaar de rij. Dus ik achter aansluiten aan die rij mondkapjes. Ik had er niet aan gedacht een mondkapje mee te nemen; ik was van plan geweest buiten even te pinnen. Gelukkig kwam achter mij een heer staan die ook geen mondkapje droeg. Een gedrongen, krachtig type, ik schat tegen de zeventig, militaire grijze snor.
“Mijn mondkapje is afgewaaid toen ik van de fiets stapte” verontschuldigde hij zich. “Ik moet binnen vragen om een mondkapje, ik hoop dat ze er een hebben. De mijne viel op de grond, en ik ga het niet van de grond oprapen.” Weer een mondkapje in het milieu.
“Nee dat begrijp ik”, antwoordde ik, “het helpt toch al niet en om dan ook nog straatvuil voor je mond te houden…”
De heer verstrakte. “Ik doe het niet voor mijzelf. Ik heb al tweemaal Pfizer gehad. Ik snap die mensen niet die zeggen dat het virus niet bestaat en dat het maar een griepje is en zo. Maar ik houd gewoon afstand.” Hij zette demonstratief een stap naar achteren want het was zeker geen anderhalve meter afstand die we hadden bewaard. “Ík” – met de nadruk op ‘ik’ -respecteer de regels.” Hij had duidelijk al in de gaten wat voor vlees hij in de kuip had.
“Jazeker” bevestigde ik, “dat doe ik ook, ik draag ook een mondkapje waar dat van mij wordt verwacht”. Het is waar, ik zet ook wel eens een mondkapje op. Het is voor mij maar een paar minuten per dag en als het mij hindert trek ik het gewoon een stukje naar beneden zodat ik door mijn neus kan ademen. Zo principieel ben ik niet. Ik vergeet het ook wel eens op te zetten, het is voor mij niet zo’n thema. Maar wat ze kinderen aandoen met die dingen is erger dan pesten. Of vakkenvullers, die de hele dag met zo’n ding op moeten lopen, het is echt te erg voor woorden. Nog even en je ziet baby’s in wiegjes liggen met mondkapjes op (had ik niet al eens zo’n foto gezien, uit een Aziatisch ziekenhuis?).
Het is met die mondkapjes net als met de avondklok: het doet geen moer, maar een clubje omhooggevallen medici roept gewoon wat dus het moet. Ze ‘verwachten’ iets op basis van helemaal niks – gewoon omdat ze dingen tegen elkaar zeggen, ze maken elkaar gek met veronderstellingen en doemscenario’s waarvoor ze verantwoordelijk zouden kunnen worden gesteld. Mondkapjes, avondklok, lockdown, anderhalve meter, druppelbesmetting: er is geen spat van wetenschappelijk bewijs, integendeel, en toch wordt de economie en de samenleving ermee te gronde gericht. Ze kunnen nu in elk geval zeggen ‘we hebben het geprobeerd’. Nou, dankjewel hoor!
We schoven weer een paar meter richting ingang. “En, geen last gehad van de prikken?” deed ik mijn best. Hij keek mij strak aan: “Ik heb de hele wereld bevaren. Ik ben overal geweest, de Oost, Amerika, Afrika – ik heb gediend in Indië, ik zit vol met vaccinaties. Nooit ergens last van gehad. Ik heb nooit iets. Maar u kunt naar binnen hoor.”
Ik keek: beide pin-automaten waren nog bezet. Maar de heer drong aan. “U kunt gewoon in het halletje gaan staan, dan schuiven we weer een stukje door”. De wachttijd wordt daardoor geen seconde verkort, dacht ik, maar zulke dingen zeg ik niet hardop want dat strookt niet met de kudde-mentaliteit waarnaar wij ons hebben te plooien. Tegenspraak wordt niet geduld… Dus ik zei hem gedag en ging in het halletje staan. Ik zag het bord dat je een mondkapje op moest – helaas, dat had ik dus niet bij me en het helpt toch niet dus daarover geen zorgen. Verder: als ik moest hoesten en niezen moest ik dat in mijn elleboog doen. Ze bedoelen dan: elleboogholte, net zoals je niet in iemands knie kunt hoesten maar wel in diens knieholte.
Als ik moest hoesten en niezen had ik helemaal niet hier moeten komen. Als je moet hoesten en niezen kom je niet onder de mensen, laten we dáár eens mee beginnen. En als ik moet hoesten omdat ik mij verslik of zo, dan ben ik niet besmettelijk dus waarom moet dat dan “in mijn elleboog”? Waarom al die halfslachtige en inconsistente regeltjes?
De dame die net had gepind ging haar handen desinfecteren dus ik liep naar binnen. Het was er warm en muf. Er zaten mensen aan bespreektafeltjes, er stonden mensen aan balies te praten… Ondanks de mondkapjes wisten ze toch adem uit die bedompte ruimte in hun longen te krijgen. Die adem dreef immers rustig om de spatschermen heen, anders zouden ze stikken aan zuurstoftekort. Kortom: de ideale plek om besmet te raken. Je beschermd wanend door mondkapjes en desinfecterende gel, de hele dag adem van anderen hergebruiken. Top geregeld, met dank aan het rivm.
Gelukkig stond ik binnen twee minuten weer buiten. Ik hoop dat ik het er levend vanaf breng. Omkijkend zag ik de militair worstelen met het pin-automaat, anders had ik hem nog even een laatste groet gebracht.
Ik ben het voor de verandering eens volkomen met Koopmans eens.
En deze grafiek onthouden we alvast even voor over twee weken. https://allecijfers.nl/nieuws/statistieken-over-het-corona-virus-en-covid19/